boek: mohammed en de late oudheid

 

Mohammed en de late oudheid
onder redactie van Josephine van den Bent (JB),
Floris van den Eijnde (FE) en Johan Weststeijn (JW)

Hilversum: Verloren, 2018
232 p., 1 kleurenkatern en enkele zwart-wit afb. en kaartjes
verschenen in de Zenobiareeks nr. 6
ISBN 978-90-8704-583-8

 

"Dit boek biedt inzicht in de verschillende invalshoeken van waaruit de vroege islam heden ten dage wordt bestudeerd", zo lezen we in de inleiding (p.9). Na een korte uiteenzetting van de islamitische traditie, geven de redacteuren een overzichtje van de verschillende meningen over de relatie tussen de vroege islam en het einde van de oudheid en over de revisionistische theorieën die de ronde doen over het ontstaan van de islam. "Voor u ligt het eerste boek waarin wetenschappers in het Nederlands hun visie geven op het snijvlak van Late Oudheid en islam. .... Dit boek biedt zo een overzicht van de huidige stand van zaken van het onderzoek naar islam en de Late Oudheid in Nederland" (p.17).

JB geeft een heel duidelijk overzicht (hfst. 2, p.25-44) van de verschillende revisionistische interpretaties van het ontstaan van de islam en de koran (o.a. Crone & Cook); welke bronnen gebruikten de onderzoekers wel of juist niet. In hfst. 3 (p.45-56) en hfst. 4 (p.57-80) behandelen resp. Marcel Hulspas en Clare Wilde dezelfde koranpassage (30:2-5), maar komen ieder tot een andere interpretatie. In hfst. 5 (p.81-90) gaat JW in op de vraag of wijn nu wel of niet verboden is in de koran en bekijkt vers 16:67 (positief over wijn?) in relatie tot verzen die negatief of op zijn minst afkeurend spreken over wijn (2:219; 4:43; 5:90-91).

Harald Motzki (hfst. 6, p. 91-122) gaat in op het historisch-kritisch onderzoek van de Sira (biografie) van de profeet Mohammed. Er zijn nogal wat moderne biografieën over Mohammed verschenen. Deze zijn min of meer in drie groepen onder te verdelen: Mohammed-biografieën die zich geheel baseren op de islamitische bronnen, biografieën van zgn. 'bronnensceptici' die zich baseren op de islamitische bronnen maar deze wel voorzien van kritiek, en biografieën van wetenschappers die zich richten op historisch-kritisch onderzoek van de bronnen, waartoe de auteur van dit artikel behoort. Hij legt heel duidelijk uit aan de hand van een voorbeeld wat dat historisch-kritisch onderzoek behelst.

Luitgard Mols (hfst. 7, p.123-136) gaat in op de vermenging van laatantieke en nieuwe islamitische stijlen in de Grote Moskee van Damascus met zijn schitterende wandmozaïeken die zelfs tot in detail schatplichtig zijn aan het antieke verleden. Slechts heel kort worden de muntemissie en de residenties buiten de steden – de zgn. 'woestijnpaleizen' – genoemd. Dat is jammer, want juist in de bouw en decoratie van deze residenties zijn de Romeins/Byzantijnse en Sassanische wortels heel duidelijk aanwezig.

Petra M. Sijpesteijn (hfst. 8, p.137-158) onderzoekt papyrologisch materiaal dat in Egypte goed bewaard bleef. Deze belangrijke bronnen laten zien hoe het dagelijkse leven van de Egyptenaren – christenen en joden – werd beïnvloed door de Arabische overheersers (arabisering van de administratie). Er bleven veel zaken (aanvankelijk) hetzelfde en de nieuwe heersers wisten met de hulp van hun Egyptische partners, een evenwicht te vinden tussen het oude en het nieuwe, continuïteit en verandering.

Kevin van Bladel (hfst. 9, p. 159-188) gaat in op de arabisering en islamisering van de veroverde gebieden; "beide processen vereisten een verschillend soort persoonlijk contact. Dat betekende dat [deze] processen ... zich in ieder gebied langs een ander pad en met verschillende snelheid voltrokken, al naar gelang de lokale demografische gesteldheid en de nederzettingspatronen van de Arabischsprekende bevolking" (p.180). Ahmad Al-Jallad (hfst. 10, p. 189-208) bestudeert de zgn. Yazid-inscriptie en meent dat uit het Nabateo-Arabische schrift verschillende schrijftradities van het Arabisch ontstonden. Waarschijnlijk werd die van de Medina-oase uiteindelijk dominant. Dat het Byzantijnse handelsnetwerk door de Arabische veroveringen niet abrupt instortte, licht Judith Vroom toe  aan de hand van archeologische vondsten uit vooral Athene (hfst. 11, p. 209-228).

Dit boek geeft een goed overzicht van de huidige stand van zaken m.b.t. het onderzoek naar de vroege islam, ook voor lezers die geen Arabisch kennen.

[Persoonlijk zou ik meer zichtbare resten van deze periode toevoegen die schatplichtig zijn aan de Romeins/Byzantijnse en Sassanidische tradities, zoals de vloermozaïeken en reliëfs van Khirbet al-Mafyar die bekende oudere patronen herhalen of de decoraties van andere buiten-residenties van de Omayyaden (van sierkantelen tot muurschilderingen en beelden).]

Dit boek is een AANRADER voor iedereen die zich bezig houdt met de late oudheid en de vroege islamitische periode. Een uiterst interessante tijd!

 
© conens & van wiechen drs A. van Wiechen