boek gladiatoren

 

Gladiatoren
Helden van het Colosseum
Redactie: Annelies Koster & Stephan Mols
Nijmegen: Museum Het Valkhof & Uitgeverij Vantilt, 2016
127p., veel kleurenillustraties.- ISBN 978-94-6004-303-1

 

Maar liefst 14 auteurs hebben samengewerkt in dit boekje dat uitkomt bij de gelijknamige tentooonstelling in het Museum Het Valkhof (2017).

Olivier Hekster behandelt (p.9-14) het ontstaan en de ontwikkeling van de gladiatorenspelen. Ligt de oorsprong bij de Etrusken of in Campanië (Z-Italië)? Voor beide theorieën zijn enige aanwijzingen; het is nog een wetenschappelijk heet hangijzer. [Tussen haakjes: De Etruskische schilderingen, die de gemaskerde Phersu en zijn akelige 'spel' – een geblinddoekte man aangevallen door honden – laten zien, dateren niet zoals de auteur schrijft (p.10) uit de tweede en eerste eeuw vC, maar uit de zesde (en wellicht vijfde) eeuw vC.] De vroegste vermelde gladiatoren-gevechten vonden plaats in Rome in 264 vC. Zonen eerden hiermee hun gestorven vader. Er volgden nog meer 'begrafenis'-gevechten – ook buiten Rome – met een steeds toenemend aantal gladiatoren-paren. Dat had natuurlijk te maken met een competitiedrang van de elitefamilies.

Rossella Rea, directeur van het Colosseum, gaat in (p.15-25) op de oorsprong en de ontwikkeling van de amfitheaters, waar de toeschouwers van alle kanten een prima zicht hadden op de ovaalvormige arena. Het oudste goed bewaarde amfitheater is nog in Pompeii te zien (rond 70 vC). Rome gebruikte aanvankelijk tijdelijke, houten constructies. Pas het amfitheater van Statilius Taurus (29vC) was voor een deel in steen opgetrokken (maar brandde af in 64 nC). Het grootste amfitheater werd in 70-79 nC in Rome gebouwd: het Colosseum dat toen amphitheatrum novum of amphitheatrum Caesarum (van de keizers) werd genoemd. De lengteas is ca. 188m, de breedteas ca. 156m. De auteur beschrijft verder opbouw en aankleding van de toeschouwertribunes en de ondergrondse ruimten, die nog niet bestonden in 80nC toen het Colosseum werd ingewijd met spelen die honderd dagen duurden.

Fik Meijer beschrijft een dag in het Colosseum (p.27-38). Het ochtendprogramma bestond uit de dierengevechten, optreden van gedresseerde dieren en jachtpartijen waarbij ongevaarlijke en daarna wilde dieren werden opgejaagd en gedood. Tussen de middag volgden de terechtstellingen van veroordeelden die zware misdaden hadden begaan (moord, tempelschennis, brandstichting). 's Middag volgden de gladiatorengevechten die begonnen met een optocht van alle deelnemers in de arena. Na enkele schijngevechten  met houten wapens begonnen de échte gladiatorengevechten tussen ongelijk gewapende en goed geoefende strijders. Het einde van de strijd betekende voor de gladiatoren overwinning, dood,  genade of leven (bij een gevecht dat onbeslist bleef).

Daniëlle Slootjes stipt het probleem aan van crowd control (p.39-42) in en bij het Colosseum, dat 76 ingangen had en 70.000 (p.18) toeschouwers of 50.000 zitters en 25.000 staanden (p.40) kon herbergen. Wetenschappers zijn bezig om e.e.a. virtueel na te bootsen (Virtual Reality Technology).

Vincent Hunink gaat in op de allereerste bundel van de Romeinse dichter Martialis: Liber spectaculorum = Boek van de Spelen (p.43-51), dat hij zeer waarschijnlijk schreef ter gelegenheid van de opening van het Amphitheatrum Flavium (80nC) en dat voor een deel bewaard gebleven is. En over Martialis' epigram (5.24) waarin hij roemt gladiator "Hermes, sterk in winnen zonder wonden ..... Hermes, hartje, schatje van zijn fans".

Annelies Koster gaat in op de vraag: wie waren die gladiatoren, welke typen strijders waren er en hoe zag hun uitrusting eruit (p.53-65).

Eric M. Moormann vertelt kort iets over de gladiatoren in Pompeii en beschrijft summier enkele van de wapenuitrustingen die daar werden gevonden (p.67-77). Lotte Drouen (p.79-81) behandelt de vrouwelijke gladiatoren (ja, die waren er!). Louis van den Hengel (p.83-92) behandelt de symboliek van de gladiatoren-gevechten in de Romeinse periode en hoe de Romeinse deugden daar zichtbaar werden voor het publiek. Het Colosseum na de oudheid wordt besproken door Stephan Mols (p.93-98).

De vijf laatste artikelen brengen kort in woord en beeld de gladiatoren-gevechten naar onze contreien: het Nijmeegse amfitheater (Harry van Enckevort, p. 99-104), een grafreliëf van twee gladiatoren dat in Maastricht gevonden werd (Titus Panhuysen, p.105-107), de tweede-eeuwse, groen geglazuurde beker met twee gladiatoren-scènes gevonden in het Nijmeegse Waterkwartier (Louis Swinkels, p.108-111), van dezelfde auteur de muurschilderingen met gladiatoren uit een Romeinse villa in Maasbracht (p.112-117) en een bronzen beeldje van een acrobaat te paard dat in 2008 in het centrum van Nijmegen werd gevonden (Christel Veen, p.118-121). De overige pagina's (p.122-127) zijn ingeruimd voor de noten, korte literatuurlijst, illustratieverantwoording en "over de auteurs". 

Het is een leuk en kleurrijk boekje; een prima inleiding in het fascinerende, Romeinse gladiatoren-wezen. 

© Annet van Wiechen conens & van wiechen