aanrader: rome in de late oudheid

 

Lampas is een tijdschrift voor classici dat vier keer per jaar verschijnt. Geregeld stelt de (gast)redactie themanummers samen die ook voor een breder geïnteresseerd publiek erg interessant zijn. Nu staat centraal:

Rome in de late oudheid [= themanummer Lampas 45 (2012) 3]
onder redactie van Jan Willem Drijvers & Stephan Mols
88 p., ingenaaid, geïllustreerd
Hilversum, Verloren 
ISBN 978-90-8704-308-7

Het laatantieke Rome krijgt gelukkig steeds meer aandacht van classici, oudhistorici en archeologen. Men blijft niet steken in de vroegchristelijke overblijfselen (catacomben), maar ook worden de politieke en de economische situatie bestudeerd al dan niet in samenhang met Nea Roma of Roma Nova (Nieuwe Rome = Constantinopel). Dit Lampas-thema geeft prachtig weer welke facetten van dat 'late' Rome zoal bestudeerd worden (inclusief bij elk artikel de relevante en nieuwste literatuur).

Sanne van Poppel ('Een vurig verlangen om de keizer te zien' - Laatantieke panegyrieken en keizerlijke afwezigheid in Rome) maakt duidelijk dat de lofredes op de late keizers niet alleen een leeg huldebetoon waren. Ze waren een manier om de heersers "te corrigeren en hun verplichtingen uiteen te zetten. Een zeer voorname verplichting was het bezoeken en verblijven in Rome" (p.184) en daarmee benadrukten de lofredenaars het belang van Rome in de late oudheid.

In het tweede artikel gaat Roald Dijkstra in op het oude en nieuwe Rome in de Latijnse poëzie rond het jaar 400. In de vierde eeuw stond Rome nog steeds symbool voor de glorie van het Romeinse Rijk en kwam Rome ook steeds meer naar voren als het centrum en het symbool van het christendom (pausschap). Ausonius (310-394) prees Rome als "eerste onder de steden, huis van de goden, gouden Rome" en ook andere dichters in het westen - christelijk of niet - hadden weinig aandacht voor Constantinopel, een stad zo 'jong' vergeleken bij het illustere Rome.

In 'Het volk van Rome in de late oudheid' gaat Daniëlle Slootjes in op het belang van het populus Romanus aan het eind van de vierde eeuw. Zij meent dat het volk "als collectief een actieve in plaats van passieve rol heeft gespeeld waardoor het in de machtsverhoudingen tussen keizer, senaat en volk nog altijd een belangrijke rol vervulde" (p. 224) en van de keizer voorrechten verwachtte, zoals graan, wijn en spelen, ook al was de keizer zelf nog maar sporadisch in Rome.

Tycho Derks gaat in op de 'groene ring' rond de stad, de uitgestrekte (vooral decoratieve) tuinen (horti) of bijna landgoederen die in de tweede eeuw vC rond het centrum van Rome door de aristocratie werden aangelegd. In de eerste eeuw nC werden deze horti (goedschiks of kwaadschiks, d.w.z. door erfenis of confiscatie) keizerlijke privédomeinen. In de tweede eeuw werden enkele horti - al dan niet gefragmenteerd - door de keizers weer afgestoten (p. 230), maar duidelijk is wel dat verschillende horti met bijbehorende residenties in gebruik bleven, sommige tot in de zesde eeuw. Het tracé van de 19km lange muur van Aurelianus, gebouwd in de zeventiger en tachtiger jaren van de derde eeuw, werd mede bepaald door de horti die nog in keizerlijk bezit waren (geen onteigeningskosten!).

In het laatste artikel neemt Stephan T.A.M. Mols de geschilderde Dea Barberini (in kleur afgebeeld op de omslag, rechts) onder de loep. Hij is van mening dat deze schildering waarschijnlijk niet vierde- maar tweede-eeuws is en niet Venus maar Roma voorstelt.

Dit themanummer geeft een leuk en gevarieerd 'inkijkje' in het laatantieke Rome en ook dát Rome smaakt naar veel meer! 

© conens & van wiechen drs. A. van Wiechen