boek het verguisde christendom

 

Het verguisde christendom
Oorsprong en teloorgang van de vroegste 'kerk'
Jacob Slavenburg
Zutphen: WalburgPers, 2016
Herziene uitgave van Opus Posthuum.- Deventer, 2001
255 p.- ISBN 978-9462-491564

Slavenburg gaat in dit boek in op het vroege christendom van ca. 30 (dood van Jezus) tot 70 nC (verwoesting van de tempel in Jeruzalem, definitieve scheiding tussen joden- en christendom). Het is geen gemakkelijk boek en de lezer moet al enigszins ingelezen zijn in het onderwerp om alle argumenten te kunnen wegen.

Aanvankelijk had ik een korte inhoud van de hoofdstukken willen geven in deze bespreking, maar ik ben er van afgestapt omdat de materie te complex is om in weinig woorden samen te vatten. Slavenburg wil denken & doen van de vroegste christelijke gemeenschap reconstrueren, maar voor deze periode kan men slechts uit weinig teksten putten. Immers de vier evangeliën zijn – gezien de periode die in dit boek onderzocht wordt – laat (tweede helft eerste eeuw). De Handelingen van de Apostelen noemt hij een "roman, die gebaseerd is op historische feiten. Maar daarnaast op legenden, pseudo-historische overleveringen en verdichtsels" (p.16). Dus een bron die zeer kritisch en met grote voorzichtigheid gebruikt moet worden, net als de andere bronnen, zoals o.a. het Evangelie van Thomas, Flavius Josephus' werk, Paulus' brieven, (eerste en tweede) Openbaring van Jacobus, de zgn. Jezus-woorden (zie verder)en (de vierde-eeuwse) Kerkgeschiedenis van Eusebius. Het is steeds een zoektocht naar de (vermeende) 'diepere oer-lagen' van deze teksten, een zoeken naar een mogelijke weergave van het doen & denken in de periode 30-70. Lezen, interpreteren, deduceren, combineren ... werk van een detective uit de traditionele whodunits.

De eerste christenen waren joden (joodse christenen) die in de tempel bleven komen, maar ook wekelijks samenkwamen in woonhuizen, waar tijdens de gezamenlijke maaltijd waarschijnlijk Jezus-woorden ter inspiratie werden voorgelezen. Hoewel er wrijvingen waren tussen joodse christenen met verschillende culturele achtergronden, waren er grotere meningsverschillen tussen hen en 'heiden-christenen', vooral wat betreft joodse gebruiken zoals besnijdenis en het volgen van de joodse wet.

Wat hadden deze vroege christenen gemeenschappelijk? Wat geloofden ze? Uiteraard was er van een vaste kerkstructuur, liturgie of doordachte theologie (drieëenheid, maagdelijke geboorte, kruisdood & lijden, opstanding, etc.) nog geen sprake. "Charismatische gaven stonden hoog in het vaandel, in sommige gemeenten tot in de tweede eeuw toe. Van een fundamentele ongelijkheid tussen broeders en zusters is ons weinig gebleken. Profeten/profetessen hadden, naast apostelen, een belangrijk aandeel in deze bijeenkomsten. Datzelfde gold voor leraren. In de joods-christelijke gemeenten legden zij de lering van Jezus uit, in de Paulinische ['heidense'] de Tora", meent Slavenburg (p.179). Het merendeel van de vroeg-christelijke joden of joodse christenen zag Jezus als mens van vlees en bloed, verwekt door Jozef. Deze Jezus werd bij de doop in de Jordaan Christus (later: adoptianisme). Christus werd gezien als Kracht, die de mens Jezus weer verlaten zou hebben voor zijn dood.

In een aparte Appendix (p.187-198) gaat Slavenburg iets dieper in op de Jezus-woorden, de logia. Wetenschappers hebben uit de evangeliën en andere (apocriefe) bronnen (zoals het Evangelie van Thomas) de letterlijke uitspraken van Jezus trachten te distilleren en te ontdoen van de verhalende context. Uiteraard heerst er onder wetenschappers geen consensus over welke uitspraken wel of juist niet tot de logia zouden kunnen behoren, maar Slavenburg geeft in deze appendix wel een mooi overzicht (geen streven naar volledigheid).

Het notenapparaat (p.199-240) is uitgebreid (906 noten). De geraadpleegde bronnen en literatuur (p.243-250) en de alfabetische index (p.251-255) besluiten dit boek.

Zoals ik al schreef, het is geen gemakkelijk boek. Maar het geeft goed weer hoe weinig we eigenlijk weten van dit vroege christendom en hoe groot de verschillen (qua 'geloofswaarheden', theologie, liturgie etc.) zijn met het christendom zoals we dat kennen uit de latere periode (en nu!).

De titel van dit boek heeft het over het "verguisde" christendom en over "teloorgang", beide negatieve begrippen. Hiermee geeft de auteur blijkbaar al zijn zienswijze weer (kort door de bocht): het christendom was in het begin positief, maar is er later 'slechter' op geworden. Je kan het natuurlijk ook neutraler zien: dat het doen/denken van de christenen zich heeft aangepast aan de tijdgeest, is veranderd door toename van gelovigen, onderdeel werd van een 'nieuwe' wereld (na 313) en daardoor in een andere positie kwam en nieuwe mogelijkheden kreeg.

Hoe dan ook, het boek laat goed de complexiteit van het onderzoek en de interpretatie van de bewaard gebleven geschreven bronnen zien. Voor de geïnteresseerde leek is dit boek zeker een mooi uitgangspunt om verder te vorsen en te lezen, omdat Slavenburg ook interpretaties van andere wetenschappers en theologen in zijn uitgebreide notenapparaat aanhaalt.

Kortom, een boek dat je stof tot nadenken blijft geven!

© Drs. A. van Wiechen conens & van wiechen