aanrader

De Nederlands-Turkse betrekkingen
Portretten van een vierhonderdjarige geschiedenis
Redactie: Maurits van den Boogert en Jan Jonker Roelants
Hilversum: Verloren, 2012
141 p., in kleur geïllustreerd
ISBN 978-990-8704-292-9

In dit mooi geïllustreerde boekje worden chronologisch twintig personen belicht die een connectie hebben met zowel Nederland als Turkije. In de eerste veertien korte biografische schetsen maakt de lezer kennis met historische figuren die op zeer uiteenlopende wijze een klein of groter steentje hebben bijgedragen aan die Nederlands-Turkse betrekkingen. De laatste zes betreffen Nederlanders of Turken die door J. Maas en A. Stremmelaar geïnterviewd werden (oud-ambassadeur Koos van Dam, historicus Erik-Jan Zürcher, oud-parlementariër Joost Lagendijk, Haci Karacaer, columniste Funda Müjde, fotograaf Ahmet Polat).

Cornelis Haga en Groot Admiraal Halil Pasja ontmoetten elkaar in 1612 in de Divan van het (huidige Topkapı-)paleis. De jonge Schiedamse advocaat Haga was door de Staten-Generaal naar de grootste moslim-macht van die tijd gestuurd om een poging te doen de handel te bevorderen en gevangenen van de Barbarijse (Noord-Afrikaanse) kapers vrij te kopen. Al binnen vier maanden wist Haga de felbegeerde capitulatie (opsomming van privileges) te bemachtigen. Het was een indrukwekkend document, ongeveer drie meter lang en voorzien van een mooi gecalligrafeerde tughra ('handtekening') van de sultan. Uiteindelijk duurde Haga's missie 27 jaar. En passant maken we in dit hoofdstuk ook nog even kennis met Osman Bey (p.20), ondergeschikte van Hallil Pasja. Hij kreeg opdracht om naar Den Haag te reizen, waar hij de eerste officiële gezant van de Ottomaanse sultan was in de Republiek. Hij werd met egards ontvangen, kreeg kostbare geschenken en maakte een tocht langs Leiden, Haarlem, Utrecht en Amsterdam. Jammer genoeg liet hij blijkbaar geen reisverslag  na zoals Mehmet Effendi dat ruim een eeuw later wél deed van zijn officiële bezoek aan Frankrijk.

Het volgende hoofdstuk laat ons kennis maken met Haga's buurman, de patriarch van Constantinopel, Cyrillus Lucaris (1572-1638). Haga en Lucaris hadden elkaar al eerder ontmoet tijdens Haga's Grand Tour. Een andere Nederlandse vriend van Lucaris was David Le Leu de Wilhelm (gestorven 1658). De Wilhelm had in Franeker en Leiden gestudeerd,  reisde veel en vestigde zich in 1625 voor korte tijd als handelaar in Aleppo. Hij trouwde acht jaar later met de zus van Constantijn Huygens. Haga en De Wilhelm maakten Lucaris bekend met de verschillende stromingen binnen het protestantisme. In 1629 werd in Genève Lucaris' Geloofsbelijdenis gepubliceerd (in het Latijn), opgedragen aan Haga. Over het algemeen was men in Europa van mening dat hiermee Lucaris' ideeën naar voren kwamen om "de Orthodoxe kerk te hervormen naar protestants voorbeeld" (p.26).

Evliya Çelebi (1611- ca.1684) gaf in zijn - helaas niet helemaal voltooide - Reisboek beschrijvingen van steden en monumenten, memoreerde merkwaardige gebeurtenissen en vertelde leuke anecdotes. Zijn werk is belangrijk om het zeventiende-eeuwse Ottomaanse rijk beter te leren kennen. In het zesde deel van dit werk vertelt hij over Holland en "Amstirdam", waar hij in 1663 zou zijn geweest, maar zijn beschrijvingen doen nogal sprookjesachtig en historisch onjuist aan. Het is dus zeer de vraag of hij daadwerkelijk in onze contreien is geweest.

In 1710 werd in Den Haag de Ottomaanse gezant Hasan Çavuş ontvangen door de Staten-Generaal. Juda Cohen op, die eerder Nederlandse gezant was geweest in Tripoli, Tunis en Algiers, trad op als tolk-vertaler. Hasan was gekomen om schadeloosstelling te eisen in drie zaken vanwege de activiteiten van Zeeuwse kapers tegen Ottomaanse schepen.

Verder aandacht voor dragoman (tolk-vertaler) Carel Caratza, die de ogen en oren was van ambassadeur Calkoen, en voor zijn verdiensten werd geëerd met de beloningspenning van de Staten-Generaal.
Johan Hendrik Meijer was sinds 1740 handelaar in Istanbul. Veertien jaar later was hij bankroet en op de vlucht naar Rome. Daar noemde hij zich Graaf Meijer en "onderhield een schare aan maîtresses, naar verluid wel een harem vol" (p.47) tot hij daar in 1760 werd gearresteerd. Twee jaar later overleed hij in de pauselijke gevangenis.
Johan Raye van Breukelerwaard trok in 1765 met het diplomatieke gezelschap van de Nederlandse ambassadeur Dedel naar Constantinopel. Hij schreef over deze reis levendige brieven aan zijn neef Henrick Backer en tekende monumenten en personen die hij in het Ottomaanse rijk tegenkwam. In dit boek zijn drie prachtige tekeningen van hem in kleur afgedrukt.
Daarna aandacht voor twee bijzondere inwoners van Amsterdam. Stephanus d'Isaij was een 'Turkse' Griek, die in 1751 als jongen van ongeveer 14 jaar met zijn oudere broer vanuit Smyrna (Izmir) naar Amsterdam vertrok. Rond 1758 besloot de broer naar Smyrna terug te keren, nadat hij Stephanus gemachtigd had om al zijn zaken waar te nemen. Stephanus was een trouw lidmaat van de kleine Grieks-orthodoxe gemeente in Amsterdam en trouwde met de protestante Geertruij van Houten. Hij overleed op 78-jarige leeftijd. De Armeense koopman Avet Jeremias werd in 1690 in Constantinopel geboren, ging als jongeman naar Amsterdam en handelde met succes in o.a. stoffen en zuidvruchten. Hij stierf in 1757 en werd bijgezet in een graf van de Nieuwe Kerk aan de Dam.

Pieter van Woensel (1747-1808) was militair arts, die in dienst van Catharina de Grote allerlei medisch onderzoek deed. Hij kwam in het Ottomaanse rijk tijdens zijn onderzoek naar de pest. Maar de pest was niet zijn enige interesse. Hij bestudeerde de Ottomaanse theocratie die hij positief vond afsteken tegen het Russische despotisme. Deze positieve mening over het Ottomaanse bestuur werd door zijn tijdgenoten niet gedeeld. In zijn Aanteekeningen, gehouden op eene reize door Turkijen .... (in twee delen verschenen in 1791 en 1795) vroeg hij zich af, waarom toch dit Ottomaanse rijk de laatste honderd jaar zo snel verzwakte.
Verder aandacht voor Charles William Meredith van de Velde (1818-1898), marineofficier, cartograaf, zendeling, reiziger in het Ottomaanse rijk en tekenaar van sfeervolle landschappen, en Henry J. van Lennep (1815-1889), geleerde, musicus, botanist, kunstenaar en protestants zendeling (weinig succesvol) onder de Ottomanen. J.H. Kramers (1891-1951) was geleerde op een breuklijn van de geschiedenis, want hij maakte van heel dichtbij het ontstaan van de Republiek Turkije mee ......

In de eerste 88 pagina's worden deze historische personen geschetst, daarna (p. 89-123) volgen de interviews met genoemde 'modernen'. Aan het eind van het boek een korte literatuurlijst, enkele gegevens m.b.t. de auteurs en een alfabetisch register.

Een leuk boek met heel veel informatie en zeer kleurrijke figuren. Misschien zijn enkelen van hen minder bekend, maar hun schets maakt nieuwsgierig en smaakt naar meer ......
En dat voor zo'n klein prijsje!
Aanrader!

© archeologe Annet van Wiechen