anthologia graeca

 

Goden
150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
vertaald door Patrick Lateur
Eindhoven: Uitgeverij DAMON, 2017
200 p., ISBN 978-94-6340-098-5

 

"In zijn vroegste verschijningsvorm was het epigram letterlijk wat het Griekse woord epi-gramma zelf zegt: een op-schrift, een in-scriptie" (p.7) op een harde drager van steen of brons. Het was een korte inscriptie op een graf, op de sokkel van een standbeeld of wijgeschenk. Vanaf ca. 500 vC werden ook korte gedichten geschreven die primair literair bedoeld waren. Twee eeuwen later kon over elk (fictief) onderwerp gedicht worden, van beroemde namen of monumenten uit het verleden tot de liefde. Martialis (eerste eeuw nC) wist in het Latijn het spottende puntdicht tot grote hoogte te brengen.

De Anthologia Graeca is een bonte verzameling van ruim 4000 Griekse epigrammen (7e eeuw vC - 6e eeuw nC) met een ingewikkelde ontstaansgeschiedenis. Aan het eind van het eerste millennium (nC) verzamelde een anonymus 3700 Griekse epigrammen. Het handschrift met deze gedichten werd rond 1600 in de Bibliotheca Palatina van Heidelberg teruggevonden en werd Anthologia Palatina genoemd. Deze verzameling epigrammen aangevuld met een kleine 400 epigrammen die er niet in voorkomen, maar wel door de monnik Maximos Planudes in Constantinopel (1299) opgenomen zijn in zijn Anthologia Planudea, noemt men de Anthologia Graeca. Vertaler Patrick Lateur heeft een selectie gemaakt van 150 epigrammen (6e eeuw vC - 6e eeuw nC) rond het thema 'goden'. Verder legt de vertaler in de inleiding uit waarom hij voor een vertaling van de oorspronkelijke disticha – tweeregelige verzen van hexameter en pentameter – gekozen heeft voor vrije verzen: die "bieden via ritme, klank en woordplaatsing meer kans op diversificatie, waardoor men op het spoor kan komen van de stem van de dichter. Bovendien maakt het vrije vers ook lexicaal gezien een maximale vertaling mogelijk" (p.13).

De geselecteerde epigramma zijn verdeeld in vier 'hoofdstukken': Goden van de Olympos, Van Anteros tot Priapos ('lagere' goden), Van Dikè tot Tyche (goddelijke wezens en personificaties) en Christelijke epigrammen. Elk epigram wordt gepubliceerd met de Griekse tekst en de Nederlandse vertaling op één pagina. De – in mijn ogen iets te summiere – annotaties bij de epigrammen staan helaas niet als voetnoot onderaan de pagina, maar staan achterin (p.177-184). Persoonlijk vind ik dat altijd jammer, je blijft bladeren. Verder achterin nog een apart register van epigrammendichters (p.185-187, jammer dat de datering van epigram/dichter niet ook bij het epigram zelf wordt genoemd), van eigennamen (p.188-197) en van epigrammen, naar de officiële nummering in de Anthologia Graeca (p.198-200).

Uitgever Damon heeft  dit boek hetzelfde formaat gegeven als Mythen moet je niet geloven! en van beide vind ik de omslag fantastisch: een indrukwekkend schilderij van Caravaggio. Medusa siert de Mythen en de jonge, naakte, schalkskijkende Eros dit boek. Prachtige vormgeving!

Toepasselijke afbeelding bij epigram nr. 74 van Alkaios van Messene (ca. 200 vC):

Ik haat god Eros.
Want waarom jaagt die wreedaard niet
op wilde dieren, schiet hij pijlen in mijn hart?
Wat wint een god erbij een man te zengen?
Of is zijn zege dan wel eervol
door zo mijn hoofd op hol te brengen? (p.93).

Kortom, opnieuw een zeer toegankelijke Nederlandse vertaling van een (deel van een) zeer belangrijke, klassieke bron.

© conens & van wiechen drs A. van Wiechen