Wie kent niet de kostelijke avonturen van Asterix en Obelix uit het Gallische dorp, dat zich zo'n tweeduizend jaar geleden met succes bleef verzetten tegen de Romeinse overheerser? 

In Spanje zijn de resten van een Keltiberisch stadje teruggevonden waarvan de inwoners in de tweede eeuw voor onze jaartelling het de Romeinen ook heel erg moeilijk maakten. Met dit stadje Numantia liep het minder goed af, want de inwoners waren mensen van vlees en bloed die helaas niet over een toverdrank beschikten. Iets ten noorden van Soria liggen de overblijfselen van Numantia, maar óók de zichtbare herinneringen aan de militaire aanwezigheid van de Romeinen.

EZELS

In 135 vC was Numantia na twintig jaar oorlog nog steeds niet voorgoed door de Romeinen overwonnen. Onervaren en verdorven veldheren konden de dapper strijdende Keltiberiërs niet met geweld onderdrukken en onderhandelingen over een vredesverdrag liepen stuk op Romeins gekonkel en kortzichtigheid. Vandaar dat de Romeinen in dat jaar besloten om Scipio Aemilianus, die zijn kwaliteiten als legeraanvoerder al had getoond, naar Spanje te sturen om voor eens en voor altijd een eind te maken aan de oorlog die al zoveel soldatenlevens en geld had gekost.

In de winter van 135-134 vC bereidde deze Scipio zijn veldtocht voor. Maar het Romeinse leger dat hem in Spanje ter beschikking stond, was danig gedemoraliseerd. Vandaar dat hij begon met het op peil brengen van het moreel en de gevechtskracht van het leger. "Hij verdreef alle handelaren en hoeren, waarzeggers en priesters, die door de soldaten voortdurend geraadpleegd werden, omdat ze door de vele nederlagen ontmoedigd waren. In de toekomst verbood hij alles wat niet noodzakelijk was ... Zij mochten geen bedden meer hebben en Scipio zelf was de eerste die op stro sliep. Hij verbood hen tijdens de mars op muildieren te rijden. 'Wat kun je in de oorlog van een man verwachten die niet eens kan lopen?", zo zei hij. Zij moesten zichzelf baden en wassen zonder hulp. Sarcastisch zei Scipio dat alleen ezels, die geen handen hebben, een ander nodig hebben bij het wassen! We zijn heel nauwkeurig ingelicht over Scipio's handelen en het verdere verloop van de gebeurtenissen, dankzij de berichten van Appianus, die deze geschiedenis opschreef. Hij deed dat weliswaar ruim driehonderd jaar later, maar hij baseerde zich waarschijnlijk wel op enkele ooggetuigenverslagen die helaas niet bewaard zijn gebleven.

Rond september 134 vC stond Scipio met zijn leger voor de 'poorten' van Numantia. Hoewel Numantia over slechts 4.000 krijgers beschikte en Scipio over een leger van ongeveer 60.000 man, ging de Romein de Numantijnse uitdaging tot een veldslag uit de weg, "omdat hij het niet wijs achtte slag te leveren met mannen, die uit pure wanhoop vechten". De Romeinen hadden in het verleden al vaak genoeg aan den lijve ondervonden hoe de Keltiberische manier van oorlogvoering, de guerrilla, hen duizenden soldatenlevens had gekost.

Scipio besloot dan ook tot een beleg van de stad, mede ingegeven door de ligging van Numantia, op een heuvel ruim 50m uitstekend boven het omringende land (groen op het kaartje rechts). Hij liet rond de stad zeven legerkampen bouwen (rood). Deze kampementen liet hij met elkaar verbinden door middel van een solide, ruim 9 km lange blokkade-muur. Bij de rivier de Duero, die van noord naar zuid door het omsingelde gebied stroomde (blauw), liet Scipio uitkijkposten bouwen en grote balken "vol messen en speerpunten" in het water drijven. Door de stroming bleven die balken constant in beweging en op die manier was de laatste vluchtroute voor de Numantijnen afgegrendeld. Ze zaten in de val.

VRIJHEID

Numantijnse uitvallen mislukten en de situatie werd voor de Numantijnen hoe langer hoe kritieker. Er ontstond een groot voedselgebrek dat zó nijpend werd dat men soms tot kannibalisme overging. "Geen enkele vorm van ellende was afwezig", aldus onze Romeinse 'ooggetuige'. In de zomer van 133 vC moesten de Numantijnen zich wel overgeven, maar wel nadat velen van hen vrijwillig de dood hadden verkozen "zo hevig was de liefde voor de vrijheid en zo groot de dapperheid in deze kleine barbaarse stad". De overgebleven Numantijnen boden bij de overgave zo'n schokkend schouwspel dat ze zelfs bij hun vijand medelijden opwekten. Scipio koos vijftig van hen uit voor zijn triomftocht in Rome, verkocht de rest en maakte de stad met de grond gelijk. Numantia was niet meer en Rome had een hardnekkige vijand klein gekregen. Door deze moeilijke, 'Spaanse' oorlogen werden de Romeinen gedwongen hun militaire organisatie te veranderen en aan te passen om doelmatiger te kunnen vechten tegen een vijand die lichter bewapend in kleine groepen de guerrilla-oorlog uitvond. Toch bleven de Romeinen nog eeuwenlang bewondering koesteren voor de inwoners van Numantia, die hun vrijheid zo lief hadden dat zij in het moedige verzet tot het uiterste gingen.

Een asfaltweg leidt vanaf Garray naar het hoger gelegen Numantia, waarvan de ruïnes voor een groot deel werden blootgelegd door de Duitser Adolf Schulten. In 1905 begon hij met de opgravingen en - belangrijk - hij legde zijn vondsten nauwgezet schriftelijk vast. Van verre is de in 1909 geplaatste zandstenen obelisk te zien die midden in de ruïnes werd geplaatst ter herinnering aan de moedige, maar uiteindelijk verloren strijd van de Numantijnen.

NUMANTIA

Veel van de nu zichtbare resten zijn van een Romeins dorp dat aan het begin van onze jaartelling op het verwoeste Numantia werd gebouwd. Maar onder dit Romeinse stadje heeft Adolf Schulten nog resten van het Keltiberische Numantia kunnen terugvinden.

Een circa zes meter brede muur omgaf eens de nagenoeg ovaalvormige stad waarvan het stratenpatroon heel regelmatig was: twee straten in de lengterichting van de heuvel en tien straten daar loodrecht op. De Numantijnse huizen waren langwerpig van vorm. De ongeveer twaalf meter diepe huizen waren aan de straatzijde twee à drie meter breed en bestonden uit drie vertrekken achter elkaar: de kelder aan de straatzijde waar men in de koude winters graag zijn toevlucht zocht, centraal de haard- en slaapruimte en helemaal achterin de opslagplaats of stal voor het kleine vee. De losse vondsten zijn in het Museo Numantino in Soria ondergebracht. Vanaf de huidige ruïne zijn nu nog de plaatsen goed zichtbaar waar eens de Romeinse legerkampen hebben gelegen. Angstaanjagend dichtbij. De onmacht van de Numantijnen, die hier maandenlang leefden met de vijandelijke Romeinse adem in de nek, is bijna invoelbaar.

Hoewel Schulten na zijn onderzoek door enkele landeigenaren werd verzocht zijn opgravingsterrein weer dicht te gooien zodat er nu weer graan kan groeien, zijn er - als je goed zoekt - nog vage resten van deze Romeinse legerkampen vindbaar. Op een heuvel is tussen geurende tijm en lavendel met enige moeite zelfs nog de plattegrond van een legerkamp te herkennen. Vanaf elk kamp konden Scipio en zijn mannen Numantia prima bespieden, terwijl ze tegelijkertijd het dichtbij gelegen deel van de blokkademuren in het oog konden houden. Overdag gebruikten ze rode vlaggen en 's nachts vuur om iedereen van kamp tot kamp op de hoogte te houden van een eventuele Numantijnse uitval. Nu nog is in het landschap duidelijk te zien dat Scipio's idee voor een omsingeling een briljant idee was, althans vanuit Romeins perspectief gezien.

Toen Scipio zijn taak had volbracht, keerde hij spoorslags terug naar Rome waar - volgens berichten - interne spanningen aan de oppervlakte kwamen. Een jaar later hield Scipio zijn triomftocht en mocht hij de bijnaam Numantinus dragen.  Lang heeft hij zich zo niet kunnen noemen, want in 129 vC stierf hij.

Numantia bleef in de herinnering als een stad met inwoners die de dood prefereerden boven slavernij, de vrijheid boven alles. Vandaar dat de stad Soria in de tegeltableaus van de Plaza de España in Sevilla - waar de belangrijkste Spaanse steden zich presenteren - de dramatische overgave van Numantia als het belangrijkste historische feit lieten afbeelden.

En de plaatselijke voetbalclub? Natuurlijk, die heet ....     Numancia!