kroniek van het requiem

Als er één muziekwerk is dat ik de laatste tijd in alle diepte en emoties heb gevoeld, dan is het wel het requiem. Juist de variatie door de eeuwen heen van (min of meer) dezelfde dodenmis is fascinerend. Het ene requiem geeft rust, het ander toonzet juist prachtig het gevoel van intens verdriet en onzekerheid. Het pas verschenen boek Dies Irae bij de Universitaire Pers Leuven geeft achtergronden, inhoud, vertaling en geschiedenis van de Latijnse dodenmis.

Dies irae:
Kroniek van het requiem
onder redactie van Pieter Bergé, met medewerking van Jan Christiaens e.v.a.
Leuven: Lipsius, 2011
320 p.- Pbk.- ISBN 978-90-5867-880-5

Aanvankelijk werd in de vroeg-christelijke wereld op 'heidense' wijze de doden begraven en herdacht. In de loop van de tijd werden psalmen en hymnen bij het graf gezongen en kerkvader Hiëronymus noemde dat eind vierde eeuw al "de christelijke traditie". Vanaf de zevende eeuw zijn er beschrijvingen van de christelijke uitvaartliturgie. Van een zekere uniformiteit in deze liturgie is pas sprake in de dertiende eeuw (de dodenmis is een onderdeel van de dodenliturgie die begon direct na het overlijden). Pas na het Concilie van Trente werd de liturgie in het Missale Romanum (1570) vastgelegd. Deze bleef van kracht tot het Tweede Vaticaans Concilie, toen de dodenliturgie in de nieuwe Ordo Exsequiarum (1969) ontdaan werd van de middeleeuwse angst voor het laatste oordeel. De hoop op het eeuwig leven na de dood werd benadrukt. Die nieuwe liturgische wind zorgde ook voor het schrappen van het schitterende lied Dies irae (Dag des oordeels, dag des Heren ..... Dag van schrik die aan zal breken als de Rechter recht zal spreken en het kwaad op aarde wreken...) waarvan de tekst wordt toegeschreven aan Thomas van Celano († 1250).

Het eerste meerstemmige requiem wordt toegeschreven aan Guillaume du Fay (rond 1460), maar bleef niet bewaard. Wel hebben we het requiem van zijn tijdgenoot Johannes Ockeghem (rond 1461; hoewel sommigen menen dat Ockeghem zijn requiem iets eerder schreef dan Du Fay). Pas in de zestiende eeuw werden meer requiems gecomponeerd - o.a. door Pierre de la Rue en Cristóbal de Morales - en het genre werd in de tweede helft van die eeuw belangrijker (Lassus, Palestrina, Clemens non papa).

Dit prachtig vormgegeven boek - rood op snee en elk nieuw hoofdstuk begint tegenover een zwarte pagina - is verdeeld in vier hoofdstukken. Na de geschiedenis en uitleg van de Gregoriaanse requiemtekst behandelt hoofdstuk II het requiem tot 1600. Daarin worden de dodenmissen van Ockeghem, De la Rue, Brumel, Richafort, De Morales en Lassus behandeld. Hoofdstuk III (het requiem van 1600 tot 1900) heeft aandacht voor de composities van Schütz, Gilles, Mozart, Berlioz, Brahms, Verdi & Fauré. De 'modernen' komen aan bod in hoofdstuk IV: Weill, Duruflé, Britten, Ligeti, Stravinsky, Zimmerman, Penderecki, Lloyd Webber, Bryars & Tavener. Op de laatste pagina's: een korte bibliografie, discografie, index en meer informatie over de auteurs.

Van elke requiem worden geschiedenis, bijzonderheden, opbouw, tekst, bezetting en timing besproken op een manier die geen muzikale voorkennis vereist. Dát maakt dit boek zó aangenaam: informatief & onderhoudend. Het maakt hebberig om al die requiems op cd te hebben! Ik zal zeker niet de enige zijn die Verdi's Messa da Requiem (1874) in het hart gesloten heeft. Leuk te lezen dat bij de creatie van dit meesterwerk de discussie gaande was over de vraag "of de dodenmis van de populaire operacomponist en notoire vrijdenker goede kerkmuziek kon zijn" (p.167).
Voor liefhebbers van het requiem is dit boek een absolute MUST!