De Romeinse stad Cuicul in Algerije heeft tegenwoordig een - letterlijk - mooie naam: Djemila en dat betekent in het Arabisch mooi. De stad werd door keizer Nerva in 96 of 97 nC gesticht op een strategische plek, nl. daar waar belangrijke wegen elkaar kruisten. De bewoners leefden van landbouw, veeteelt en handel en het ging Cuicul goed! Rijke grootgrondbezitters en handelaren beijverden zich in de tweede eeuw nC om hun stad de mooiste van Afrika te maken. Tempels, een theater, geplaveide straten, badgebouwen, grote luxueuze huizen  ... het kon niet op.

Aan een van de hoofdstraten staan de zuilen van de porticus van een winkelgalerij nog overeind. Hier kon je - 1800 jaar geleden - je dagelijkse boodschappen doen. Aan weerszijden van de ingang staan nog de rechthoekige sokkels. De beelden die eens hierop stonden zijn niet meer. Teksten op deze sokkels en op andere plaatsen in het gebouw maken duidelijk dat de broers Caius en Lucius Cosinius 30.000 sestertiën schonken om de bouw van deze overdekte markt mogelijk te maken.

Via een prachtige boog betreden we de rechthoekige marktplaats. Rond de open hof (22m x 28m) loopt langs de vier zijden een porticus met zuilen en stevige hoekpijlers. Hier kon je beschut tegen zon of regen je inkopen doen. In de maar liefst achttien winkels, die er waren gehuisvest, werden o.a. graan, olijfolie, wijn en vis verkocht. De buitenmuren van dit gebouw zijn opgetrokken in het voor deze Afrikaanse provincie zo kenmerkende opus africanum (rechts). Wij zouden het stenen vakwerk noemen. Tussen grote verticaal opgestelde stenen - soms met horizontale lagen - wordt het muurvlak verder ingevuld met kleinere regelmatig gehouwen stenen. Een manier van bouwen die al voor de komst van de Romeinen in dit gebied in zwang was. Uiteraard was het in de Romeinse periode niet zichtbaar, want de muur werd bedekt met pleisterwerk. Bovenaan de muren loopt een Latijnse inscriptie die ons opnieuw vertelt over de vrijgevigheid van de hooggeplaatste broers Cosinius.  

In het midden van de open hof stond een zeshoekig paviljoentje met - uiteraard - een altaar gewijd aan Mercurius, de god van de handel. In de zuilengalerij, nog net overdekt, stond het ponderarium. Dit was een groot stuk steen waarin de officiële inhouds- en lengtematen waren vastgelegd. Hier kon je na je inkopen even kijken of je wel voldoende waar voor je geld had gekregen! 

Alle achttien winkels zijn ongeveer even groot, behalve de hoekwinkels die net even groter zijn dan de andere. Ze zijn het beste te vergelijken met een rechthoekig pijpenlaatje. De korte kant van de meeste winkels is tevens ingang en wordt geheel in beslag genomen door de stenen toonbank.

De verkoper moest dus even onder zijn toonbank door kruipen om in zijn eigen winkel te komen.  Deze toonbank bestaat uit één stuk steen rustend op twee pijlers die aan de voorkant een leuk reliëf hebben. Hier is een mollige Bacchus weergegeven met een overdadige druiven-pruik, daar  een Hercules met knots die het kwaad moet afweren. In een andere winkel zien we een slang met vrouwenkop, een leeuwenklauw, of een sierlijke Pan met zijn panfluit. Elke toonbank-stut is anders en de makers mogen dan misschien geen meester-beeldhouwers zijn geweest, het resultaat heeft de kopers ongetwijfeld goede zin gegeven en het kwaad afgeweerd.

De winkelgalerij stond op een toplocatie, nl. vlakbij de belangrijkste tempel van Cuicul: het capitool, waar de capitolijnse trias werd vereerd: Jupiter, Iuno en Minerva. Buren waren ook de basilica Julia, waar recht werd gesproken, en de curia, waar de 'gemeenteraad' bijeen kwam. Beide gebouwen waren ook het werkterrein van de broers Cosinius, die in de regeringsperiode van keizer Antoninus Pius (138-161) belangrijke, zowel publieke als religieuze functies bekleedden in deze stad.

Lucius en Caius hebben hun stad iets blijvends gegeven. Want we moeten ons realiseren dat deze winkelgalerij lang in gebruik bleef, zeker tot in de vijfde eeuw. Misschien werd in dit gebouw ook wel de religieuze tegenstelling met woorden uitgevochten; allereerst tussen christenen en diegenen die de traditionele goden trouw bleven en later tussen de verschillende groepen christenen die onderling - in Noord-Afrika was de strijd fel - nogal wat meningsverschillen kenden.

Begin vijfde eeuw behoorden deze problemen tot het verleden, maar een nieuwe ramp trof ook Cuicul. De Vandalen bezetten in 431 de stad en uiteindelijk werd de wijk, waarin de Cosinius-winkel zich bevond, niet meer bewoond.

Al die eeuwen kwamen mannen en vrouwen, arm en rijk, vrij of slaaf hier hun boodschappen doen. Niet dat het de enige winkelgalerij van Cuicul was, maar het lag zo lekker dichtbij het oude centrum! In het mooie museum van Djemila staan een aantal reliëfs die door inwoners van Cuicul gewijd waren aan hun favoriete god Saturnus. Behalve de baardige godheid hebben ze ook zichzelf laten afbeelden - weliswaar geen echt portret, maar toch - en daarbij vaak hun naam in een inscriptie vastgelegd. Een staande man en vrouw met eventueel hun kinderen werden afgebeeld opdat de god zich zou blijven herinneren dat de aardse stervelingen aan hem hadden geofferd!
Veel fantasie is niet nodig om je te realiseren dat zij of hun slaven de mensen waren die in de Cosinius-winkels boodschappen hebben gedaan. Sommigen van hen kennen we van naam: Caius Calpurnius en zijn vrouw Pompeia Saturnina, Publius Cornelius Privatus, Lucius Domitius en zijn vrouw Rustica, Calpurnius Musteolus en zijn vrouw Flavia, Cosinius Armatius en zijn vrouw Cosinia .....  deze laatste twee waren waarschijnlijk vrijgelatenen van de Cosinius-familie. Een familie die ooit in Cuicul was vertegenwoordigd door Caius en Lucius Cosinius .... ons sponsoren!