Mensen roddelen en verzinnen steeds nieuwe verhalen. Deze twee aspecten zorgen ervoor dat in de drieduizend jaar van mijn eeuwige bestaan de meest wilde verhalen over mij de ronde doen. Ik zou mensen de liederlijkheid hebben gegeven, ik zou Ariadne al in haar vaders paleis hebben verleid en ik zou maar liefst driemaal geboren zijn; tweemaal was mij echt voldoende. En zelfs van deze twee geboorten weet ik me niets meer te herinneren. Later heb ik het mijn vader Zeus gevraagd en deze vertelde me het een en ander. Zeus heeft een zwak voor schoonheid: voor mooie meisjes of knappe knapen.  Natuurlijk zal hij Hera altijd trouw blijven, maar af en toe een klein slippertje ... ach, het zij hem vergeven. Want hoe we soms ook met elkaar overhoop liggen, uiteindelijk blijven wij goden onder elkaar één grote familie!

Goed, Zeus zag dus op een gegeven ogenblik Semele, een Thebaanse prinses. Als een blok viel hij voor haar en zij - uiteraard - ook voor hem. Ze was al enkele maanden zwanger, toen Hera in actie kwam. Ze nam tijdelijk de gedaante over van Beroe, de oude slavin van Semele, en begon twijfel te zaaien in de geest van Semele: Was haar minnaar wel de god die hij voorwendde te zijn? Was hij gewoon niet de eerste de beste loverboy van het straatplein? Hera speelt uitstekend de oude-vrouwen-rollen; misschien wel omdat ze die rol in het echte godenleven nooit zal kunnen spelen. Twijfel, onzekerheid ... wat zijn mensen toch licht-gelovig!

Semele wilde zekerheid omtrent de identiteit van haar geliefde en vroeg bij het volgende bezoek aan de vader van haar kind een wens te mogen doen. Zeus wil altijd graag zijn vrienden en vriendinnen een plezier doen en beloofde dan ook Semele met de hand op zijn hart dat ze kreeg hetgeen ze wenste. "Laat me dan je goddelijkheid zien, zoals je vrouw die ook te zien krijgt". Zeus moest zijn belofte wel nakomen. Hoezeer hij zijn goddelijke krachten ook probeerde af te zwakken, Semele werd door Zeus, de god, verschroeid. Een mens kan de échte uitstraling van een god nooit overleven. Het werd een verschrikkelijke ramp, daar in het koninklijk paleis in Thebe. Toen een reisboekschrijver ruim tweeduizend jaar later daar eens een kijkje kwam nemen, toonde men hem nog de ruïnes van Semele's slaapkamer waar geen mens meer na "die verschrikking" een voet had durven zetten!

Mijn moeder stierf en voer de Styx over. Maar ze nam mij niet met zich mee. Mijn vader had de tegenwoordigheid van geest om mij net op tijd uit de moederbuik te halen. Hij maakte een warme holte in zijn eigen dijbeen en - heel voorzichtig - legde mij daar in. Daarna hielp Hermes hem de wond te sluiten met gouden veiligheidspelden. Het was ook Hermes die Zeus hielp bij mijn geboorte. Zeus werd dus zowel mijn vader als mijn moeder!

Maar mij opvoeden op de Olympos kon hij natuurlijk niet. Sommige schrijvers denken misschien dat mijn tante Ino mij enige tijd heeft gezoogd, maar nee ... Hermes bracht me na mijn tweede geboorte direct naar de nimfen op de Nysa-berg. Oh, wat speculeren de mensen toch over de locatie van deze berg. Dachten jullie nu heus dat die in Arabia lag, een gebied dat mij en mijn wijn-geschenk later zó zou verguizen? Nysa lag overal en nergens. Het was misschien een streek, misschien een gebergte, maar in ieder geval een perfecte ambiance om als baby opgevoed te worden, met dartele nimfen en geinige satyrs als speelkameraadjes en met de oude Silenos als goeiige, lieve oude toeziend voogd. Liep ik in meisjesjurken? Ik weet het niet meer. We leefden in en met de natuur, sprongen over beekjes en hadden gewoon samen plezier; het was een zalig leven.

Nooit vergeet ik mijn beste satyr-vriendje Ampelos. Wij speelden samen altijd wedstrijdjes. Wie was het eerste bij die boom daar, wie maakte de hoogste sprong, wie piste het verst ... Ik hield me vaak in, want als half-god zou ik hem altijd hebben verslagen en zoiets komt de vriendschap niet ten goede. Eens was hij té overmoedig en dacht een wilde stier wel in zijn eentje te kunnen bedwingen. Ik vond hem op de plek waar de stier hem van zijn rug had gegooid; hij was dood.

Nog nooit had ik me zó bedroefd en intriest gevoeld als toen. Ik zou nooit meer rennen met Ampelos, we zouden nooit meer samen plezier maken ... Ik versierde zijn graf met het ons favoriete woeker-groen en besloot de stier te straffen voor zijn misdaad. Nadat ik twee stieren ving, castreerde ik hen en liet hen mijn wagen trekken; de eerste trek-ossen.

Weer terug bij Ampelos' graf wilde ik hem vertellen over mijn wraak, maar wat ik zag verlamde mijn tong. Het woeker-groen was uitgegroeid met prachtige diep-blauwe en geel-groene vruchten. Ik nam er een en het sap was verrukkelijk zoet. Ik, de nimfen en satyrs begonnen de vruchten te plukken en uit te persen. We bezatten ons aan het vruchtensap en er bleef nog genoeg over voor de volgende dag. Ik nam wat sap als ontbijt, maar de smaak was veranderd: iets minder zoet, maar met een grappig klein prikkeltje op de tong. Merkwaardig.

Ik raakte door de vruchten en het sap gefascineerd en probeerde van alles. Ik gaf de satyrs zelfs opdracht de vruchten in een grote kuip te doen en op de druiven te dansen; ze spetter-traden de druiven. Het sap smaakte steeds beter; de most tintelde meer en meer. Zeker toen we het een tijdje lieten staan, toen kwam het tot leven .... het werd wijn. Wat een fantastische drank. Overal ter wereld liet ik de mensen kennis maken met die plant en leerde hen van het sap wijn te maken. Ik heb weliswaar Ampelos voorgoed verloren, maar koester ampelos voor eeuwig!